De kogel is door de kerk. Er is een einduitspraak in de zaak over of het verstrekken van alcoholische dranken in combinatie met het verstrekken van spijzen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verstrekken van alcoholische dranken in combinatie met het verstrekken van maaltijden is belast tegen het algemene btw-tarief van 21%.
Feiten
De belanghebbende in deze zaak is de exploitant van een horecagelegenheid. Bij de lunches en diners die door belanghebbende worden geserveerd wordt ook drank geserveerd. Belanghebbende is van mening dat over het geheel het verlaagde btw-tarief van toepassing is. Belanghebbende betoogt dat voor de heffing van omzetbelasting het verstrekken van spijzen en dranken – dus ook alcoholische dranken – één dienst vormt waarbij het verstrekken van voedingsmiddelen voorop staat en de verstrekking van (alcoholische) dranken daarin opgaat. Volgens belanghebbende zou dit betekenen dat de gehele dient is belast tegen het verlaagde btw-tarief.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat het verlaagde btw-tarief niet van toepassing is. Het verstrekken van eet- en drinkwaren valt onder het verlaagde btw-tarief, behalve alcoholhoudende dranken. Het verstrekken van alcoholhoudende dranken is in de Wet OB expliciet uitgezonderd (post b.12 jo. a.1 van Tabel I Wet OB).
Rechtbank en gerechtshof
De rechtbank oordeelt dat dat voor de heffing van omzetbelasting het verstrekken van spijzen en dranken – dus ook alcoholische dranken – inderdaad één dienst vormt. Dit betekent echter niet dat het geheel is belast tegen het verlaagde btw-tarief. Volgens het gerechtshof staat de BTW-richtlijn uitdrukkelijk toe om in het kader van één restaurantdienst twee tarieven te hanteren waarbij het verstrekken van de alcoholische dranken van het verlaagde btw-tarief wordt uitgezonderd. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt in post b.12 jo. a.1 van Tabel I Wet OB. Het beroep is daarom ongegrond.
Belanghebbende was het niet eens met het oordeel van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft in hoger beroep geoordeeld dat het oordeel van de rechtbank juist is. Het gerechtshof heeft het hoger beroep dan ook ongegrond verklaard.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat wanneer verschillende handelingen van een ondernemer voor de heffing van omzetbelasting tezamen één prestatie vormen, de regel is dat ter zake van de ene prestatie hetzelfde btw-tarief geldt. Voor restaurantdiensten waarbij het verstrekken van alcoholhoudende dranken onderdeel van de dienst vormt is het op grond van de BTW-richtlijn mogelijk om alcoholhoudende dranken uit te sluiten. Uit de totstandkomingsgeschiedenis blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de richtlijngever is geweest om lidstaten de mogelijkheid te geven de verstrekking van alcoholhoudende dranken uit te zonderen van het verlaagde btw-tarief, ook indien deze verstrekking deel uitmaakt van een uit verschillende elementen bestaande restaurantdienst.
De Nederlandse wetgever heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt de verstrekking van alcoholhoudende dranken uit te zonderen van het verlaagde btw-tarief, ook al dit onderdeel uitmaakt van een restaurantdienst. De Hoge Raad oordeelt dan ook zoals de rechtbank en het gerechtshof dat het verstrekken van alcoholische dranken is belast tegen het algemene btw-tarief, ook als dit in combinatie is met het verstrekken van maaltijden.
Commentaar
De uitkomst in deze zaak is mijns inziens niet verassend. De Nederlandse wetgever heeft expliciet geregeld dat het verstrekken van alcoholische dranken is uitgezonderd van het verlaagde btw-tarief, ook als dit in combinatie is met het verstrekken van maaltijden. Deze mogelijkheid wordt in de BTW-richtlijn ook geboden. Uit de totstandkomingsstukken blijkt dat de richtlijngever bewust de keus heeft gemaakt om lidstaten de mogelijkheid te bieden om alcoholische dranken uit te zonderen. De Hoge Raad kan dan ook niet anders dan het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.
bron: fiscaal totaal