In de Wet IB 2001 is de eigenwoningregeling opgenomen. Dit betekent dat de eigen woning en de eigenwoningschuld onderdeel uitmaken van het inkomen uit werk en woning, box 1.
De basis van de eigenwoningregeling wordt gevormd door het begrip ‘eigen woning’. Volgens de wettelijke definitie van de Wet IB 2001 is een eigen woning, een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen, of een gedeelte van een gebouw, schip of woonwagen, met de daartoe behorende aanhorigheden, voor zover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.
In de praktijk blijkt soms onduidelijkheid te bestaan over de vraag of uitbreidingen van de woning als zodanig ook tot de eigen woning kunnen behoren. Dit is onder andere van belang voor de aftrek van de hypotheekrente. Zo vallen de aanhorigheden van een gebouw, als zij tot het gebouw behoren, ook onder het begrip ‘eigen woning’ en kan de daaraan gekoppelde eigenwoningrente in aftrek worden gebracht.
Voorbeelden van aanhorigheden zijn onder andere een tuinhuis, zwembad, garage of tuin. Voor de beoordeling of een object als een aanhorigheid kan worden aangemerkt, is van belang of dit – objectief bezien – bij de woning hoort, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Bij de boordeling van het ‘horen bij’ spelen onder meer de afstand tussen het perceel of het bijgebouw en de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid een rol.
In een recente uitspraak van hof ’s-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/00732, ECLI:NL:GHSHE:2020:4057, gaat het hof nader in op de vraag of de twee weilanden die naast de eigen woning van de belastingplichtige liggen, als aanhorigheden kwalificeren. De belastingplichtige heeft de eigen woning en de twee weilanden gefinancierd met leningen, en wil de rente aftrekken als eigenwoningrente. Hierna gaan we nader op deze uitspraak in.
Feiten
Belanghebbende is eigenaar van een eigen woning en twee weilanden (hierna tezamen: onroerende zaken). Het woonhuis waarin belanghebbende woont biedt uitzicht over de twee weilanden. Belanghebbende heeft de weilanden aangekocht met als doel het vrije uitzicht te garanderen. Het woonhuis is van de weilanden afgescheiden door een doorgaande openbare weg en een niet-dempbare sloot. Vanaf de openbare weg wordt toegang geboden tot de weilanden. De toegangen – passages over de sloot – zitten enkele tientallen meters naar links en rechts vanaf de woning gezien. Ook zijn de weilanden vanaf de woning niet goed herkenbaar, vanwege de meerdere sloten die zich er bevinden. De onroerende zaken zijn gefinancierd met leningen.
De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2015 de weilanden niet als aanhorigheden van de eigen woning aangemerkt en de rentekosten die op de financiering van deze weilanden betrekking hebben, niet in aftrek toegestaan. Het gaat om een bedrag van rond de € 12.500 aan rentekosten. Voor het hof ’s-Hertogenbosch is de vraag aan de orde of de weilanden een aanhorigheid van de eigen woning zijn in de zin van de Wet IB 2001.
Oordeel Hof
In zijn uitspraak van 31 december 2020, nr. 19/00732, ECLI:NL:GHSHE:2020:4057, oordeelt het hof ’s-Hertogenbosch dat de weilanden alleen als aanhorigheid van de woning kunnen kwalificeren voor zover de aangekochte weilanden behoren bij de eigen woning, daarbij in gebruik zijn en daaraan dienstbaar zijn. Er dient dus aan deze drie eisen te worden voldaan. Vaststaat dat de weilanden bij de eigen woning in gebruik zijn.
Belanghebbende stelt dat de weilanden behoren bij de eigen woning omdat zij samen met de eigen woning als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 zijn aangemerkt, de weilanden op beperkte afstand van de eigen woning zijn gelegen en vanaf de eigen woning eenvoudig te bereiken zijn. Ook stelt belanghebbende dat de weilanden dienstbaar zijn aan de eigen woning omdat die weilanden het vrije uitzicht vanuit de eigen woning garanderen en dat vrije uitzicht een verhoging van de waarde van de woning en van het woongenot met zich meebrengt.
Het hof gaat hier niet in mee. Het hof oordeelt dat tot de functies van de eigen woning niet alleen behoort het bieden van beschermde gelegenheid tot het slapen, eten/drinken en verblijf, maar ook het bieden van de mogelijkheid om auto(’s) te stallen, het bieden van algemene opslagruimte en het bieden van gelegenheid tot het uitoefenen van hobby’s. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de weilanden verband houden met de functies van de eigen woning. Dat de weilanden het vrije uitzicht vanuit de eigen woning garanderen en dat dit vrije uitzicht het woongenot van belanghebbende verhoogt, is daarvoor niet voldoende. De verhoging van belanghebbendes woongenot is een subjectieve omstandigheid en betekent niet dat de weilanden in objectieve zin functioneel dienstbaar zijn aan de eigen woning.
Belang voor de praktijk
Voor de praktijk is van belang dat weilanden, die het vrije uitzicht vanuit de eigen woning garanderen, niet als aanhorigheid kunnen worden aangemerkt indien die weilanden niet behoren bij de eigen woning, daarbij niet in gebruik zijn en daaraan dienstbaar zijn. Dit zijn dus drie eisen. De weilanden dienen functioneel dienstbaar te zijn aan de eigen woning en derhalve tot de functies van de eigen woning te behoren. Dat het vrije uitzicht het woongenot verhoogt is een subjectieve omstandigheid. Die omstandigheid betekent niet dat de weilanden in objectieve zin functioneel dienstbaar zijn aan de eigen woning. In zoverre is de renteaftrek dus ook niet toegestaan.
Bron : Fiscaal Totaal