Per 2 juli 2022 treedt het nieuwe Verrekenprijzenbesluit in werking, betreft een wijziging in de manier waarop de prijsstelling wordt geregeld voor financiële dienstverleningslichamen, leningen, cash pooling, garanties en captives. Daarnaast richt het nieuwe besluit zich op onderwerpen waar de OESO-richtlijnen ruimte laten voor invulling door de landen of onderwerpen die onduidelijk zijn. Zo wordt in het besluit ingegaan op hoe omgegaan moet worden met steunmaatregelen.
Het besluit
Het in 2001 gepubliceerde Verrekenprijzenbesluit is in de afgelopen jaren al meerdere keren aangevuld dan wel gewijzigd. Voor het laatst in 2018. Afgelopen juli is het Verrekenprijsbesluit 2022 gepubliceerd. Dit besluit geeft nadere invulling aan de toepassing van het arm’s length-beginsel, zoals neergelegd in nieuwe OESO-richtlijnen waar het gaat om, de winstsplitsing methode, de moeilijk te waarderen immateriële activa en de financiële transacties van hoofdstuk X van de betreffende richtlijn. Het Verrekenprijsbesluit 2022 betreft een wijziging in de manier waarop de prijsstelling wordt geregeld voor financiële dienstverleningslichamen, leningen, cash pooling, garanties en captives.
Daarnaast richt het nieuwe besluit zich op onderwerpen waar de OESO-richtlijnen ruimte laten voor invulling door de landen of onderwerpen die onduidelijk zijn. Zo wordt in het besluit ingegaan op hoe omgegaan moet worden met steunmaatregelen.
Verder is het besluit tekstueel gewijzigd om de gebruikte terminologie beter aan te laten sluiten bij de terminologie zoals gebruikt in de OESO-richtlijnen 2022 en de Nederlandse wet- en regelgeving.
Het nieuwe besluit treedt per 2 juli 2022 in werking, maar de staatssecretaris geeft aan van mening te zijn dat de wijzigingen die zien op nadere verduidelijking van de toepassing van het arm’s length beginsel ook van toepassing zijn op jaren waarin deze wijzigingen nog niet waren gepubliceerd.
Indien de interpretatie en/of toepassing van de OESO-richtlijnen leiden tot een situatie waarbij binnen een internationaal opererende groep een verrekenprijsverschil ontstaat dat ertoe kan leiden dat een deel van de winst van de groep niet in een naar de winst geheven belasting wordt betrokken, kan de Belastingdienst ter voorkoming van een dergelijk verrekenprijsverschil afwijken van de uitleg in het besluit, mits dit leidt tot een uitkomst gebaseerd op het arm’s length-beginsel. Een soort graaicultuur in de Nederlandse fiscale wetgeving wordt hiermee geïntroduceerd.
Een andere wijziging tenslotte is dat het Besluit antwoord geeft op de vraag hoe steunmaatregelen van invloed zijn op verrekenprijzen. Weliswaar twee jaar na de invoering van de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (“NOW”), en nadat de boekjaren waarop de maatregel betrekking heeft zijn afgesloten zijn. Bij de NOW is de vraag wat het effect op de verrekenprijzen is, met name bij een kostengerelateerde beloning (cost-plus). Volgens het Besluit dienen partijen rekening te houden met de aan een of meerdere partijen toegekende NOW zoals onafhankelijke derden dat ook zouden doen. Een aanpassing moet volgens het Besluit op zakelijke gronden plaatsvinden en niet gericht zijn op het realiseren van een omzetdaling die mogelijk recht geeft op de NOW. Volgens het Besluit moet de belastingplichtige aannemelijk maken dat vergelijkbare ongelieerde lichamen onder vergelijkbare omstandigheden op vergelijkbare wijze een verrekenprijsaanpassing zouden zijn overeengekomen. Deze aanpassing moet op zakelijke gronden plaatsvinden en niet gericht zijn op het realiseren van een omzetdaling die mogelijk recht geeft op de steunmaatregel.
Volgens het Besluit komen subsidies in mindering op de kostengrondslag indien er een direct verband bestaat tussen de subsidie en de levering van het product of de dienst. Het Besluit geeft ook aan dat in de tegenovergestelde situatie extra heffingen kunnen leiden tot een verhoging van de gehanteerde kostengrondslag. Fiscale tegemoetkomingen die worden toegekend in de vorm van een aftrek op de belastbare winst, zoals de investeringsaftrek, komen volgens het Besluit niet in mindering op de gehanteerde kostengrondslag.
Redactie: Nextens