Bij een faillissement zijn sommige oudedagsvoorzieningen, waaronder lijfrenteverzekeringen, beschermd. Is dit in iedere situatie het geval? Geldt dit bijvoorbeeld ook nadat een lijfrenteverzekering is geëxpireerd? Rechtbank Limburg deed hierover recent een uitspraak.
Te gelde maken failliete boedel
Een curator zal bij het failliet verklaren van een natuurlijk persoon de failliete boedel te allen tijde proberen te gelde te maken om bestaande schuldeisers te voldoen. Zo’n boedel bestaat uit alle bezittingen van de failliet verklaarde (de failliet), zolang het faillissement nog niet is beëindigd. De schulden zijn geen onderdeel van de failliete boedel. Schuldeisers kunnen zich niet verhalen op een aantal persoonlijke bezittingen van de failliet omdat deze buiten de failliete boedel vallen, zoals een bed en matras. In sommige situaties geniet de failliet ook bescherming voor opgebouwde oudedagsvoorzieningen waarvoor gebruik is gemaakt van een fiscale faciliteit in de inkomstenbelasting.
Lijfrenteverzekeringen soms beschermd bij faillissement
De bepalingen rond een overeenkomst van levensverzekering zijn neergelegd in boek 7 van het BW. In artikel 978, lid 1 BW is bepaald dat de verzekeringnemer het recht heeft de verzekering af te kopen. In het algemeen geldt dat een afkoopverbod niet aan de curator in het faillissement van de verzekeringnemer kan worden tegengeworpen (artikel 986, lid 4 BW). Dit is anders bij een verzekering die recht geeft op periodieke uitkeringen voor zover de daarvoor betaalde premies – mede vanwege het feit dat de verzekering ingevolge de Wet IB 2001 niet mag worden afgekocht – voor de IB-heffing aftrekbaar waren in box 1. Het afkoopverbod dat de Wet IB 2001 stelt aan aftrek van lijfrentepremies kan dus worden tegenworpen aan de curator. Hij kan een lijfrenteverzekering dan niet uitwinnen. Artikel 22a, lid 1 Faillissementswet (Fw) bepaalt ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering dat het recht op het doen afkopen van een levensverzekering buiten de boedel valt voor zover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt. Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen, heeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris nodig. En wat nu als een lijfrente al is geëxpireerd? Daarover liet de Rechtbank Limburg ECLI:NL:RBLIM:2020:1065 zich recent uit. Het ging daarbij om het volgende.
Uitspraak Rechtbank Limburg
In 2013 werd A failliet verklaard. Bij vonnis van 27 juni 2017 werd het faillissement van A opgeheven. A werd toen toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Ruim vóór het faillissement in 2013 heeft A een kapitaalverzekering met een lijfrenteclausule afgesloten met een looptijd van 1 juli 1985 tot 1 juli 2017. De opeenvolgende faillissementscuratoren hebben de lijfrenteverzekering gedurende het faillissement niet afgekocht. De lijfrente is geëxpireerd op 1 juli 2017 zonder dat het opgebouwde kapitaal, waarin begrepen een bedrag aan opgebouwde winstdeling (circa 27% van totaal), is geïnvesteerd in een lijfrente. A heeft zijn lijfrente niet omgezet in een ingaande lijfrente, noch verlengd. A heeft nagelaten de lijfrente te verlengen, omdat zijn curator hem er tijdens het faillissement van had verzekerd dat de lijfrente als oudedagsvoorziening ongemoeid zou blijven, aldus A.
A’s verzoek het opgebouwde lijfrentekapitaal buiten de boedel te laten om het te gebruiken voor de aankoop van een lijfrente als oudedagsvoorziening, heeft de rechter-commissaris in de zaak afgewezen. Bepaald werd dat de op 1 juli 2017 geëxpireerde lijfrenteverzekering van A tot de boedel moet worden gerekend en dat de vrijgevallen gelden aan de boedel toekomen. Hiertegen kwam A in beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft A’s verzoek opgevat als wens dat het opgebouwde kapitaal geheel buiten de boedel blijft en de bewindvoerder van de rechter-commissaris de opdracht krijgt eraan mee te werken dat A daarmee alsnog een lijfrente kan kopen. Als de lijfrente tijdig was verlengd zou de gehele lijfrente volgens de rechter-commissaris buiten beschouwing zijn gebleven. De bewindvoerder erkende dat de verzekering bedoeld was als oudedagsvoorziening, maar dat verzuimd is de lijfrente tijdig om te zetten. Deze valt dan niet langer onder de bescherming van artikel 22a Fw.
De rechtbank vindt ook dat de lijfrenteverzekering bestemd was voor de oudedagsvoorziening van A. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat het hele opgebouwde kapitaal buiten de boedel had moeten blijven indien de polis met toestemming van de rechter-commissaris zou zijn afgekocht. In A’s situatie is artikel 22a Fw niet meer van toepassing wegens het verstreken zijn van de looptijd. Afkoop is dus niet meer aan de orde en het opgebouwde kapitaal valt in beginsel in de boedel. De vraag rijst echter of de bescherming van dit artikel analoog moet worden toegepast voor A. De rechtbank acht het onredelijk dat A van het doorbetalen van de lijfrentepremies gedurende het faillissement niet de vruchten zou mogen plukken in de vorm van een analoge toepassing van de bescherming van artikel 22a Fw op dit door hem opgebouwde kapitaal na expiratie. Die analoge toepassing is aangewezen. De rechtbank past daarbij een verdeelsleutel toe, omdat het voor A onredelijk bezwarend is indien het volledige lijfrentekapitaal in de boedel zou vallen. Door ook tijdens het faillissement de premie (onverplicht) door te betalen heeft A daarmee een winstdeling opgebouwd van 27% van het bruto opgebouwde kapitaal. De rechtbank acht het in de situatie van A redelijk dat van de netto opbrengst van de lijfrente 27% toekomt aan A en 73% aan de boedel toebehoort.
Commentaar en praktisch
Bij faillissement zijn diverse vormen van levensverzekeringen, waaronder een lijfrenteverzekering, in meer of mindere mate beschermd. De rechtbank heeft, hoewel de lijfrenteverzekering al was geëxpireerd, toch een deel van het lijfrentekapitaal buiten de boedel gelaten. Belangrijk is in het achterhoofd te houden dat het een uitspraak in een individuele case betreft. In het algemeen geldt dat een lijfrenteverzekering bij faillissement beschermd is indien en zolang deze nog niet is geëxpireerd. De uitspraak is in het voordeel van de belastingplichtige uitgevallen.